Een van de dingen die mij de laatste tijd opvallen is het feit dat de meesten van ons een enorm volle agenda hebben en druk, druk, druk zijn. Zelfs op die momenten dat de agenda even leeg is, zijn er belangrijke dingen te doen. Dingen als het huis schoonmaken, die tv serie kijken of dat boek uitlezen.
Op de een of andere manier lijken we de stilte te vermijden. Die echte, hele oorverdovende stilte. Waarin er niemand is en helemaal niets ertoe doet.
Alleen jij met je gedachten lijkt iets te zijn waar veel van ons bang voor zijn. Ik merk aan mezelf dat ik stiltes vul. Bij voorkeur met activiteiten of input van de tv en, als dat niet mogelijk is, met mijn gedachten. Zelfs als ik wandel in het bos en daar naartoe ga om te genieten van de natuur, de rust en de ruimte, merk ik dat mijn gedachten vaak afdwalen. Mijn gedachten dwalen af naar dingen die gebeurd zijn of dingen die ik meen nog te moeten doen. In het nu zijn, gewoon daar in de stilte van de natuur, lijkt iets wat ik vermijd.
Het wordt me steeds duidelijker hoe sterk die vermijdingsdrang is en waar die angst voor stilte en echte rust vandaan komt. Bij mij in ieder geval.
Want op die momenten dat ik echt de stilte pak kunnen er twee dingen gebeuren: of ik raak in totale ontspanning, of ik realiseer me hoe nietig ik ben. Die totale ontspanning lijkt me heerlijk, maar me nietig en klein voelen absoluut niet.
Bij de eerste optie ben ik totaal in contact met mezelf en de wereld om me heen. Hoe zweverig het ook klinkt, op dat moment is alles perfect.
Maar waar ik eigenlijk bang voor ben, is dat de tweede optie gebeurt. Dat ik erachter kom dat het eigenlijk allemaal niet uitmaakt. Of ik er ben of dat ik er niet ben. De wereld draait toch wel door zonder mij.
Vaak is die angst dus niet zozeer voor stilte, maar voor het inzicht dat er in die stilte ontstaat. Dat ik en mijn leven nietig zijn. Dat ik eigenlijk niets ben. En die angst is groter dan de aantrekkelijkheid van het geluksgevoel dat anders ontstaat.
Ik vraag me af of “het grote niks” de reden is waarom de meesten van ons voortdurend druk zijn. Zijn we collectief aan het weglopen voor onze eigen nietigheid? En daarmee ook voor dat diepe, grote geluksgevoel dat ontstaat als je voelt dat je onderdeel bent van de levensenergie die alles omvat?