In het vorige artikel over emotionele stabiliteit besprak ik hoe we er vaak van balen dat we niet een beetje (of veel) gelukkig en stabieler zijn. Dat je flow van tevredenheid vaak wordt onderbroken door gevoelens van angst, boosheid, ontevredenheid, stress enzovoorts.
Hier bespreek ik graag het tweede misverstand rondom emotionele stabiliteit dat je danig in de weg kan zitten.
Misverstand 2: “Er zijn maatstaven voor goed en perfect”.
Zonder het ons te realiseren hebben we zelf bedacht wat ‘goed’ is en wat ‘beter’. Voor jou kan boosheid een ontzettend negatieve emotie zijn, terwijl het voor mij een fact of life is. Misschien vind jij een incidentele gedachte aan iets wat je eng vindt geen enkel probleem, terwijl een ander zichzelf een fobie aanpraat.
Wat we als maatstaf nemen voor emotioneel stabiel zijn, is een zelfbedacht concept. Zo heb ik een vriendin die zichzelf totaal stabiel vindt en ook inderdaad zo overkomt. Ik zou haar zonder problemen mijn bedrijf, mijn kinderen en mijn hond toevertrouwen. Maar ze eet wel heel regelmatig zo idioot dat ze haar vinger in haar keel steekt om het uit te spugen. Wat in sommige kringen als een ernstige indicator van instabiliteit wordt gezien. Maar niet door haar. Oprecht niet. Moraal van dit verhaal: wat een ‘probleem’ is en wat niet, ligt totaal aan onze eigen beleving.
Zo’n zelfbedacht concept wordt heel regelmatig wél maatschappelijk gedragen, wat het soms moeilijk maakt om het als concept te zien. Zo weten we in Nederland allemaal dat jongens die huilen watjes zijn. En vrouwen die dat niet doen, zijn keiharde bitches. Huilend in elkaar zakken in de supermarkt hoort niet, thuis in je eigen badkamer mag het wél. Om maar een paar voorbeelden te noemen van wat we in zijn algemeenheid als ‘goede’ en als ‘slechte’ emoties zien.
Feit blijft echter dat we dat goed of fout verzinnen en onszelf daarmee enorm klem zetten. Zo sprak ik van de week een oudere vrouw die heel boos op zichzelf is omdat haar hele leven al depressieve gedachten heeft. Depressieve gedachten mogen in haar beleving niet. Dus zodra er zo eentje voorbij komt, gaat het vergrootglas erop en labelt ze zichzelf en haar gedachten als ‘slecht’.
Dat doet ze niet als er een ‘positieve’ gedachte voorbij komt – whatever ‘positief’ is, want zoals gezegd: die maatstaf hebben we ook maar zelf bedacht. Bij een ‘positieve’ gedachte gaat ze gewoon over tot de orde van de dag. Er komt geen vergrootglas aan te pas en ze geeft zichzelf geen feedback op haar ‘goede’ gedrag. Waardoor het negatieve aandacht blijft krijgen en het positieve nauwelijks aandacht krijgt. Daarbij labelt ze bepaalde gedachten als negatief die jij en ik niet eens bij onszelf zouden opmerken.
“Goed’ en ‘fout’ zijn volstrekt arbitrair als het gaat om gedachten en concepten die we op basis van die gedachten construeren.
Wat niet wegneemt dat we als mens nou eenmaal een voorkeur hebben om ons lekker te voelen. Moet je die behoefte dan naast je neerleggen? Nee, dat hoeft niet. Maar helpt in mijn ervaring wel. Ironisch genoeg heb ik gemerkt dat hoe minder ik oordeel over hoe ik me voel, des te vaker ik in flow ben. Nu ik van mezelf spuugchagrijnig mag zijn, tranen met tuiten mag huilen en razend van boosheid mag zijn, duren emotionele uitbarstingen minder lang. Waarschijnlijk omdat ik me er weinig van aantrek en zie wat het is: een serie gedachten in het moment. Gedachten die elk moment kunnen en zullen veranderen en me dan een totaal nieuwe ervaring van het leven zullen geven.