Ze zaten naast me aan een tafeltje: de oudere man en de iets minder oude vrouw. Zij luisterde, hij sprak. Hij was vol vuur en wist wat de toekomst ging brengen.
Hij vertelde haar dat het verstandig was als ze geld op de bank zou hebben voor als de oorlog uitbrak. Want dat zou gebeuren. Hij legde links met Hitler en de houding die Nederland toen had. Hij raadde de vrouw aan om haar flat te verkopen, want dan zou ze genoeg geld hebben.
Hij sprak vol overtuiging. Meer overtuiging dan reëel was, in mijn ogen. En terwijl ik naar hem luisterde, wat onvermijdelijk was gezien het volume waarmee hij sprak, ging ik mee in zijn gedachten van angst.
Naar hem luisterend realiseerde ik me hoe makkelijk het is om sombere toekomstvoorspellingen te maken, gebaseerd op schijnbaar logische waarheden. De man wilde de wereld waarschuwen en gaf aan dat hij hiermee door zou gaan tot zijn laatste snik. Hij heeft duidelijk zijn hart op de juiste plek. Ik bewonderde zijn vuur en doorzettingsvermogen. En had tegelijkertijd ook een gevoel van spijt. Voor hem.
De man leeft in somberheid omdat hij zo gelooft in de toekomstvoorspellingen die hij doet, dat hij geen andere opties ziet. En ook, in elk geval op dat moment in het restaurant, op geen enkele manier in het nu kon zijn. Hij was bij een toekomst, een verre toekomst. Een toekomst voor onze kinderen, die er misschien niet zou zijn omdat de oorlog komt.
Ik gun hem, jou en mezelf uiteraard een toekomst zonder oorlog. Dus ik hoop dat zijn toekomstvoorspellingen niet uitkomen.
Maar mocht hij gelijk hebben, dan vraag ik me nog steeds af hoeveel zin het heeft om daar nu al zo mee bezig te zijn. Om een eventueel negatieve toekomst zo naar het nú te halen dat je nu al bijna in een staat van oorlog leeft. Laten we erop vertrouwen dat we als de toekomst daar is, ermee kunnen dealen.